Als je jong bent wordt er speelgoed voor je gekocht en een paar jaar later wijs je aan wat je graag wilt hebben en waarmee je wilt spelen. Maar op een gegeven moment, als je van de basisschool naar de middelbare school gaat, is het voorbij. Dan mag je niet meer spelen. Dan is er geen ruimte meer om te spelen. Dat hoort dan niet meer. Vanaf dat moment moet je vooral van alles. Huiswerk maken en een eerste baantje. Omdat je moet bijdragen aan de maatschappij. Je moet dan voldoen aan de verwachtingen van anderen.
Daarna moet je, een jaar of wat, dingen leren waarvan je waarschijnlijk driekwart nooit meer zult gebruiken in het ‘normale’ leven. En als je daarmee klaar bent begint het pas echt. Dan moet je geld gaan verdienen. Omdat we dat met z’n allen zo hebben afgesproken. Maakt niet uit wat je doet en of je er door verveling of stress ziek van wordt, maar je moet werken. Geld verdienen. Serious business. Nooit meer spelen.
Harm is blij dat hij niet jaren heeft gestudeerd en dat zijn zuurverdiende centen altijd voor hem zelf waren. Ondanks dat hij van zijn moeder financieel nooit iets heeft hoeven bij te dragen schoof hij haar nogal eens wat toe. Maar dat was omdat hij dat graag wilde. Zelf ervoor koos. En dat is toch anders.
Met spelen is Harm nooit gestopt. Hij ziet zijn zondagse biljarten nog altijd als spelen. En de bijna wekelijkse potjes klaverjassen met zijn broer Henk ook. En dan niet te vergeten al die gekkigheid met Marloes. Man, wat heeft hij toch altijd een lol met haar. Regelmatig trekken ze een spel uit de kast om een avond rond de tafel door te brengen. In plaats daarvan verzinnen ze zelf ook wel eens iets. Of doen ze wat ze als kind graag deden.
Zo ook vanavond. Het begint al weer vroeg donker te worden en de ondergaande zon geeft soms een mooie lichtval in de huiskamer van Marloes. En niet snel daarna is het opeens donker en moeten de lampen weer aan. Vanavond brengt dat ze op een idee. Al pratend komen verhalen voorbij van plagerijtjes in het donker. Bijvoorbeeld dat Harm en Henk als kind zijnde elkaar lieten schrikken als zij zich hadden verstopt in de kledingkast op de slaapkamer en dan opeens tevoorschijn kwamen. “Getver Harm, da’s niet leuk”, maar Harm kan er nog steeds om lachen als hij daar aan terugdenkt.
Wat hij samen met zijn broer ook nog wel eens deed als ze in bed lagen, noemde ze een schaduwspelletje. Dat je je handen op een bepaalde manier tegen elkaar moest houden waardoor de schaduw daarvan op een beest of gezicht leek.
Terwijl Marloes door de kamer loopt en een paar lampen aandoet, ontstaan er schaduwen die Harm op ideeën brengen. Hij stelt zijn schaduwspelletje voor aan Marloes. En voordat hij zijn zin af heeft loopt ze de kamer uit om even later met een paar lappen en karton weer terug te komen. Terwijl hij haar nog vragend aankijkt is Marloes zwijgend al aan het knippen en plakken gegaan. Even later staat ze voor de muur waar haar vrolijke Indische kleed hangt en staat ze druk bewegend naar de muur te kijken wat voor schaduwen er verschijnen. Er verschijnt een grote glimlach op het gezicht van Harm en ook hij loopt op de stapel karton af. Met zijn tong uit z’n mond en een serieus gezicht knipt hij er op los en na een paar keer heen en weer lopen naar de muur om te kijken wat voor schaduw ook zijn gefröbel veroorzaakt zijn ze er na een kwartier klaar voor.
Samen staan ze voor de muur. Thee en koffie op tafel met lekkers erbij. En twee volwassenen met een soort van kartonnen kroontjes op hun hoofd en kleden om zich heen geslagen. Voor een muur. Kijkend naar een kleed. Het ziet er niet uit, maar wat hebben ze een lol. Dit is waar ze van genieten en graag samen doen: serieus spelen…
Hij trekt zijn jas aan, doet Boris zijn riem om en stapt naar buiten. Het begint al donker te worden en er hangen al wat sterren in de lucht. Henk houdt van dit moment van de dag. Vlak voor het slapen gaan nog even een frisse neus halen samen, met zijn hondje. Alles van de afgelopen dag de revue laten passeren. Er even niks van vinden en het moment ook niet willen veranderen. “Dat is mijn meditatiemomentje” zei hij laatst tegen zijn broer Harm, die hem vroeg op welke manier Henk voor rust en ontspanning in zijn leven zorgt.
Boris mag altijd even rennen op de plek drie straten verderop, waar honden los mogen. En daar gaat Henk, vaste prik, iedere avond op het bankje zitten wat er staat. Die tijd gebruikt voor zijn meditatiemomentje.
Hij maakt er wel eens een oefening van in bewust ‘zijn’. Wat hij dan doet is zijn dag terug redeneren, waarbij hij begint met wat hij op dat moment aan het doen is. “Door de Spoorlaan lopen. De straat oversteken. De deur achter me dicht trekken. O nee, vergeet ik nog dat ik de sleutel omdraaide. Daarvoor Boris z’n riem omgedaan, ik mijn jas aangetrokken, schoenen aan, tv uitzetten”. En zo gaat hij zijn hele dag terug. De ene keer kan hij zich meer herinneren van zijn dag dan de andere keer.
Soms duurt het Boris te lang. Die gaat dan, al kreunend en steunend op een manier dat Henk er om moet lachen, voor zijn voeten op het gras liggen. “Oké, Boris, we gaan weer terug”.
Henk vraagt zich wel eens af hoe dat zou zijn om, net als een hond, gewoon ‘je ding’ te doen. Zonder na te denken wat goed of beter zou zijn. Geen stress te hebben of druk te ervaren. Minder streng te zijn voor jezelf.
“Man, man, wat heb jij toch een goed leven. Lekker he?”, zegt hij lachend tegen Boris. Baas en hond kijken elkaar aan en Boris beantwoordt deze vraag met een vrolijk geblaf en het verzoek om de stok die hij net vond nogmaals voor hem weg te gooien. “Hondjes denken niet na of hun baasje wel of geen zin heeft om te spelen. Trekken ze zich daar helemaal niks van aan. En ook hebben ze geen medatiemomentjes nodig, zoals Henk. Als een hond moe is of zijn rust nodig heeft gaat ‘ie gewoon liggen en slapen. Zo simpel kan het leven zijn. Zo slecht is dat nog niet, een hondenleven…
oms wordt Marloes er een beetje moe van, van al die mannen die aandacht van haar willen. Vooral als ze dat doen op een manier waarvan ze de kriebels krijgt. Dan krijgt ze zin om even hard te gillen of om zich heen te slaan. “Rot op, wees eerlijk in wat je wilt” zou ze dan willen gillen, maar sommigen zullen zich ook daardoor niet laten weerhouden.
Er zijn momenten dat ze even afstand neemt van de aandacht die ze krijgt van anderen. Marloes neemt dan even bewust de tijd om te kijken naar de aandacht die ze de afgelopen tijd kreeg. Zit er een patroon in? Zijn het dezelfde soort mannen? Nou nee, daar kan ze niet echt een patroon in ontdekken. Eigenlijk zijn de mannen over het algemeen wel aardig tegen haar, maar soms zit er net eentje tussen die over haar grenzen gaat en dan heeft ze er even helemaal genoeg van.
Soms is het een wolf in schaapskleren en een andere keer blijkt een man net zo saai te zijn als hij eruit ziet. En dan zijn het haar drie poezen die het hele verhaal tot in detail ongewild moeten aanhoren en is Marloes blij dat die het allemaal best vinden wat ze hen vertelt. Ze lacht even naar ze en in ruil voor het kopjes geven worden ze geknuffeld. “Goeie deal jongens” lacht ze tegen hen, terwijl er één poes op schoot zit, een andere haar liefdevol kopjes blijft geven en een derde door de kamer achter een balletje aanloopt.
Als in een filmpje laat ze de mannen aan haar voorbij trekken. Alsof zij in een kring om haar heen staan en ze langzaam dichterbij komen. Zo voelt dat en hoe dichterbij ze komen, des te benauwder zij het krijgt. Langzaam beweegt zij uit de kring omhoog, zodat zij boven hen hangt.
Dat voelt voor haar een stuk prettiger, nu ze de mannen van een afstand bekijkt. Het aantal lijkt daardoor kleiner, waardoor hun aandacht haar minder benauwt.
Een paar mannen trekken een sippe lip en verlaten de groep. “Dat ruimt lekker op”.
Een enkeling wordt boos en roept haar na, maar die wordt door de omstanders de kring uit geduwd. Zo wordt het nog overzichtelijker. Hoe langer zij de voor haar benodigde tijd en afstand behoudt, hoe ongeduldiger sommige mannen worden. Wederom verdwijnen er een paar uit haar blikveld.
“Dat is grappig. Een man met een staart. Nee, een man verkleed als poes. Toch? Nou ja zeg, het lijkt wel of mijn eigen Hendrik er ook tussen staat. Huh?”
En langzaam realiseert ze zich dat ze op de bank in slaap was gevallen en wakker werd van haar poes Hendrik die haar kopjes geeft. Kreunend, steunend en nog half slaperig staat ze op en loopt samen met haar poezen naar de keuken, waar ze zichzelf en hen iets lekkers geeft. Haar poezen laten zich dankbaar miauwend horen. Ze bukt zich en om de beurt aait ze haar poezen. “Het gaat allemaal over aandacht jongens. Zolang je jezelf geen aandacht kunt geven, kan je het ook een ander niet te geven en ben je al helemaal niet in staat om open te staan en de aandacht te ontvangen die een ander jou geeft…”.
andaag doet Marloes helemaal niks meer, heeft ze net besloten. Ze is net terug van het boodschappen doen en moet even bijkomen van de drukte. “Pfff… Waarom doe ik dat dan toch ook” moppert ze, niet begrijpend waarom ze juist op zaterdagmiddag haar boodschappen deed. Overprikkeld zet ze haar boodschappen op het aanrecht, ruimt ze op en zet een pot vlierbloesem thee. “Eerst even bijkomen jongens” zegt ze tegen haar poezen, terwijl die haar met z’n drieën komen verwelkomen als ze door de keuken heen en weer loopt.
Ze installeert zich op haar rood fluwelen prinsessenstoel met armleuningen en knopen van dezelfde stof en een gouden rand langs de rugleuning. De poten van de stoel zijn eigenlijk ook al zo fout “Maar wel van goud” grapte ze tegen Harm toen zij hem een paar maanden terug zo blij als een kind haar nieuwe aanwinst toonde. Hoewel ze ‘m erg kitscherig vindt houdt ze van haar stoel, juist omdat ‘ie net over het randje is. En omdat ze lekker met haar benen over de rand kan hangen door de zachte stof op de armleningen.
Haar vult zich met wolkjes wierook, doordat de zwoele windvlagen van buiten af en toe wat lucht naar binnen blazen door haar open deur en ramen. Ze geniet ervan, van dit weer, als alles lekker open kan staan. Het geeft haar een gevoel van ruimte en vrijheid. En haar buren genieten dan met haar mee en zeggen wel eens lachend “Heej we wisten dat je thuis bent, want we roken je wierook weer in de straat. Het ruikt bij jou altijd zo lekker”. En ze wordt altijd rustig van de geur van wierook en geniet er van.
Ondertussen is ze de drukte van zojuist al vergeten, is nu in een vrolijke bui en heeft de hoed van Harm opgezet die hij laatst vergat toen hij bij haar was. Baldadig als ze nu is legt ze de veer die ze net gebruikte om de wierook wat door haar kamer te verspreiden op de rand van de hoed. Ze sluit haar ogen en blijft even stil zitten terwijl ze haar beiden armen langzaam laat zakken.
Zal ze voldoende stil zitten om de veer op de hoed te laten liggen? Maar ‘stil zitten’ gaat niet alleen over de beheersing van je lichaam. Echte stilte in jezelf ervaren gaat erover dat je in balans bent, helemaal. Dat je niet alleen fysiek maar ook mentaal en emotioneel goed voor jezelf zorgt. Het is geen momentopname, maar een manier van leven. Marloes is blij dat ze goed voor zichzelf zorgt waardoor ze het gevoel heeft dat ze best aardig in balans is. En dat is ook wat ze uitstraalt: een goedlachse, kleurrijke vrouw die haar leven op orde heeft en goed voor zichzelf zorgt. “Ik ga nooit meer op zaterdagmiddag boodschappen doen” belooft ze zichzelf hardop, waarna de veer gaat wiebelen en van de hoed, via de leuning van de stoel, op de grond valt. “Pfff… Voordat je het weet ben je uit balans. Omdat je hoofd zich er weer mee bemoeit” zegt ze tegen haar poezen die schrikken van haar stem die hun rust verstoort…
andaag is Harm op bezoek bij zijn moeder. Hij is gek op zijn moedertje, zoals hij haar liefkozend noemt. Ondanks haar leeftijd van 83 jaar is ze nog best kwiek. Hij vindt haar een pittig vrouwtje voor haar leeftijd. En dat het niet meer zo schoon en opgeruimd is bij haar thuis als vroeger, daar maakt hij zich geen zorgen om. Daar is hij zelfs een beetje blij om, dat zij daarin wat minder streng is voor zichzelf dan voorheen. Want ondanks haar leeftijd vindt ze dat het er bij haar altijd spik en span uit moet zien. Want “je weet nooit wie er zomaar onverwacht op de stoep staat”. Maar de laatste paar jaar pas hoort hij haar dat niet meer zeggen. Ze begint eigenlijk nu pas eindelijk een beetje los te komen van het zware juk van haar huwelijk met de vader van Harm. Hij is daar vooral heel blij om. Hij gunt zijn moeder de laatste jaren van haar leven een leven in vrijheid, in ieder geval in haar hoofd.
Hij geniet van de momenten samen met zijn moeder. Om mooie herinneringen op te halen, want die zijn er ook. Ondanks de niet altijd even leuke jeugd die hij had door het gedrag van zijn vader. De momenten met zijn broer Henk, zijn moeder en de rest van de familie van zijn moeder zijn hem dierbaar. Hij neemt regelmatig de tijd voor zijn moeder om bij haar op bezoek te gaan om samen met haar nieuwe mooie momenten te beleven en nieuwe herinneringen te maken.
Vandaag komt hij zijn moeder helpen bij het opruimen van de kamer die vroeger het kantoor was van zijn vader. Terwijl ze de kamer inlopen krijgt zet het opeens benauwd. Die kamer bezorgt haar koude rilligen. Omdat die, nog steeds, voelt als zijn kamer. En dat wil ze niet langer.
Eigenlijk vanaf het moment dat Harm vertelde over hoe mooi de nieuwe kamer van de ouders van Marloes was geworden kreeg zijn moeder de behoefte om van deze kamer een eigen plek te maken. Een fijne plek, waar ze bijvoorbeeld haar vriendinnen kan ontvangen voor hun wekelijkse knutselmiddag. Deze ruimte wil ze niet langer een soort van museum laten zijn, uit angst dat haar man vanuit zijn graf haar straft als ze er iets zou veranderen. Zij ervaart nu dat het haar eerder belemmert om op deze manier met haar emotie om te gaan dan dat het haar ruimte geeft.
Ze gaat even zitten, haalt diep adem, opent haar mond en zwijgt. Harm ziet dat haar bovenlip trilt en er een dikke traan over haar wang rolt. “Ik wil ook een nieuwe kamer, net als Irene, de moeder van Marloes” laat ze met zachte stem weten. Harm loopt naar zijn moeder, bukt en geeft haar liefdevol een dikke kus op haar voorhoofd.
Niet veel later staat er een stapel dozen vol oude spullen in de gang te wachten tot ze het huis mogen verlaten. Harm is blij dat zijn moeder nu zover is dat ze alle foto’s van zijn vader weg durft te doen. En ook alle andere dingen die haar aan hem herinneren. Zoals bijvoorbeeld de bijbels, kruizen en de stoel waar hij graag op zat. En die lelijke lamp die ze voor hun trouwen kochten. Alles mag weg nu. Heel bewust kiest zij er voor om de laatste jaren van haar leven niet langer onnodig herinnerd te worden aan minder fijne momenten.
Harm is blij voor zijn moeder. Ze laat hem weten dat ze niet eerder in staat was om op deze manier de verantwoordelijkheid te nemen over haar eigen leven, maar dat ze er nu wel klaar voor is haar eigen leven te leiden. “Alles heeft zijn eigen tijd. Beter laat dan nooit mam…”.
andaag is het zover. Na maanden van kleuren kiezen, verfstalen bestuderen en behangboeken doorbladeren kan alles weer terug op zijn plek. Of beter gezegd: krijgt alles een nieuwe plek. Want Irene kennende zal alles een andere plek krijgen dan voorheen. Als het überhaupt nog terug mag, de kamer in.
Irene heeft “weer eens last van opruimkriebels”, zoals haar dochter Marloes haar toelacht. Ze weet niet beter, want als kind zijnde al werd bij hen thuis eens in de zoveel tijd het hele huis op z’n kop gezet. Dan werd de boekenkast leeg gehaald, werden alle boeken stuk-voor-stuk afgestofd en kritisch bekeken of ze de kast nog in mochten. Meestal bleef er wel een grote stapel over die weg kon en als je dan toevallig langskwam mocht je meenemen wat je graag wilde lezen. Maar dan wel onder de voorwaarde dat je die boeken daarna niet zou verkopen, maar ze ook, net als zij, weggeven aan iemand die ze graag wilde lezen. En dat is dus nog steeds niet veranderd.
Marloes heeft al veel opruimkriebels van haar moeder meegemaakt. En iedere keer leert Marloes weer van zo’n moment, want ongemerkt blijkt dat het ook iets met haar doet. Irene is altijd heel duidelijk over dit soort momenten en gaat er graag over in gesprek.
“Af en toe moet je opruimen en wegdoen, als je ergens ‘klaar’ mee bent. Zoals vrienden die je belemmeren in je ontwikkeling, overtuigingen die je niet langer behulpzaam zijn en oude spullen die niet meer bij je passen”.
Eigenlijk komt dit iedere keer weer ter sprake, zo ook vandaag. En ook nu ontstaat er een mooi gesprek tussen Irene, haar dochter en Harm.
Mark, de vader van Marloes, houdt zich altijd wat afzijdig van dit soort gesprekken. Niet dat het hem niet interesseert, juist verre van dat, maar bij dit soort gesprekken is hij liever toehoorder en knikt af en toe bevestigend vanaf zijn vaste plek in zijn leesstoel bij het raam.
“Stop met negatieve afhankelijkheid en bezorgdheid, want dat belast je en stagneert je creatieve energie” gaat Irene haar verhaal verder.
Je ziet aan hun gezicht dat Harm en Marloes even de tijd nodig hebben om deze zin binnen te laten komen en te verwerken. Maar ze begrijpen wel wat Irene bedoelt, heel goed zelfs. Met name de woorden “negatieve afhankelijkheid en bezorgdheid” gonzen nog door in het hoofd van Harm.
Ze doen hem aan zijn moeder denken die zich altijd onderdanig gedroeg ten opzichte van zijn vader (lees ‘Kijk een vliegtuig’). Zij hield er eigenlijk geen eigen leven op na en deed nooit iets voor zichzelf. Tot het moment dat zijn vader overleed. Vanaf dat moment bloeide ze helemaal op, ging haar eigen leven leiden en werd lid van allerlei clubjes waar ze samen met vrouwen allemaal leuke en creatieve dingen mee is gaan doen. En dat is ze daarna blijven doen, wat haar deed veranderen in een vrolijkere en meer energieke vrouw.
“Kom op, we gaan weer verder. De spullen komen niet vanzelf aan de muur. Hup hup” grapt Irene als hun koffie en thee op is. Trots als een pauw staat ze nog even midden in de kamer met haar handen in haar zij, terwijl ze glunderend en langzaam een rondje draait. Iedere paar meter haar blik even stilhoudend op de volgende muur. “Wat ben ik ongelooflijk blij met mijn nieuwe kamer. Wat is het mooi geworden. Prachtig, die nieuwe kleuren” zegt ze blij. “Ja hup, kom op mam, zo komt het niet af” plaagt Marloes haar, terwijl ze de foto van oma aan haar moeder geeft. Irene loopt ermee door de kamer, op zoek naar een mooi plekje. Harm staat al klaar met de hamer en een spijker om de foto op te hangen en kijkt serieus welke plek hem de juiste lijkt.
Met de foto van haar moeder omhooghoudend voor haar gezicht vraagt Irene aan Harm en Marloes “Waar moet deze?” en beiden barsten in lachen uit. “Die hoed staat je geweldig mam”. Irene begrijpt niet waarom ze zo moeten lachen, laat portret van haar moeder zakken en kijkt beiden aan. En terwijl ze een blik op de foto werpt verschijnt er een traan.
Irene is blij en gelukkig met dit tafereel. Dat ondanks dat haar moeder niet meer leeft en ze haar soms, nog steeds na al die jaren, best mist, voelt het voor haar dat op momenten zoals deze haar moederer toch een beetje bij lijkt de zijn. Want met oma kon je lachen. Net zoals ze nu doen.
En hoe symbolisch ook. Want je kunt opruimen wat je wilt, ergens een nieuwe kleur aan geven of er een nieuwe lijst omheen doen, maar herinneringen blijven. Die kun je niet wegdenken. Daar verandert niets aan…
f het niet eens tijd wordt dat hij gaat exposeren. Harm wuift het voorstel van Marloes weg. Hij hoort wel vaker dat hij niet geheel onverdienstelijk en voor sommigen zelfs ‘geweldig’ tekent. Maar exposeren? Nee, dat is ‘m nét even een stap te ver.
Al van kinds af aan tekent hij. Soms periodes niet, maar de laatste tijd maakt hij bijna iedere dag wel een tekening. En ja, hij vindt zijn tekening zelf soms ook best leuk en grappig. Maar om ze nou te exposeren voor een groot publiek en ze te koop aan te bieden? “Maar waarom vind jij dan dat ik dat moet doen”, vraagt hij Marloes als hij haar zijn tekeningen van de afgelopen paar weken laat zien.
Hij zal ze niet snel zomaar aan iemand laten zien, zijn tekeningen. Zelfs niet aan Marloes. Maar als hij ze dan toch laat zien, dan is hij er ook best wel een beetje trots op. En bloost hij soms ook als hij er complimenten over krijgt. “Pfffffffff” zucht Harm. “Ik weet het niet hoor… Ik heb geen idee waar ik mijn tekeningen kan exposeren? Welke tekeningen zal ik dan ophangen? En hoeveel moeten het er dan zijn?” Hij doet zijn best allemaal uitvluchten te zoeken om het onderwerp zo snel mogelijk te stoppen. Net doen of hij Marloes niet hoort probeerde hij al eerder, maar dat werkte ook toen niet. Dus misschien dat ze hem begrijpt als hij zoveel dingen opwerpt waarom het volgens hem niet zou moeten. Nou ja, in ieder geval niet nu. Nog niet.
Toch fantaseert Harm er wel eens over om zijn tekeningen aan de hele wereld te laten zien, alleen heeft hij toch ook een beeld dat wat hij maakt niet bijzonder genoeg is. Te gewoontjes. Dat het niet excentriek genoeg is wat hij maakt.
Vroeger droomde hij er wel eens van dat hij uitvinder was. En dat hij dan een ‘Spiegel-spiegel’ zou uitvinden. Hij glimlacht dat hij nog weet hoe hij zijn uitvinding dan zou noemen. “Dat is waar ja: een ‘Spiegel-spiegel’ Marloes”. Zij kijkt hem vragend aan als hij zijn verhaal begint. “Ja kijk” en hij gaat samen met haar voor de grote spiegel in zijn kamer staan.
“Als je in een gewone spiegel kijkt, dan zit je rechter oor aan de rechter kant. Maar als ik naar jou kijk, dan zit jouw rechter oor links en jij ziet de mijne ook zo. En ik fantaseerde vroeger dat ik een spiegel had uitgevonden waarin je jezelf kon zien zoals een ander jou ziet. Dat leek me geweldig. En dat ik die spiegel dan zou ophangen op een plek waar veel mensen komen haha. Ik denk dat ze dan heel raar opkijken. Helemaal als ze bij die spiegel-spiegel zouden weglopen, omdat hun spiegelbeeld dan de andere kant op loopt”.
Bij het beeld wat Harm nu schetst barsten ze samen in lachen uit en verzinnen allemaal gekke situaties en grapjes die je met zo’n spiegel zou kunnen uithalen.
Nog wat nalachend over zijn zogenaamde uitvinding ziet hij ook hoe symbolisch de boodschap is die hij nu, vele jaren ouder, als onderschrift bij zijn ‘Spiegel-spiegel’ zou schrijven: “De ander heeft jou allang gezien en geaccepteerd zoals je bent. Nu jij nog…”.
arloes betrapte zichzelf erop dat ze de man die haar net voorbij liep bleef nakijken. Nou ja, beter gezegd: haar mond viel open van verbazing toen ze hem zag. “Wat een prettige man” dacht ze bij zichzelf. Een echte man, zoals een man er voor haar uit moet zien. Blonde haren, blauwe ogen, beetje ruige kop maar wel verzorgd. Met bakkebaarden, niet te vergeten. Die vindt ze erg sexy. En dan nog het liefst ook een beetje een ongeschoren kop. Geen baard want daar houdt ze niet van. En een snor al helemaal niet. Jakkie, daar gruwelt Marloes van.
“Daar liep hij dan. Zomaar. In het wild. In de Natuurvoedingswinkel. Niet dat daar nooit leuke mannen komen, maar meestal zijn dat óf huisvaders met een kar vol kinderen óf hele ouwe mannen óf van die geiten-wollen-sokken-types” liet ze Harm weten.
Harm wist niet goed hoe hij moest reageren op die ontboezeming van Marloes. Jawel, hij was best blij voor haar dat ze er van genoot als ze een leuke man tegenkwam. Die verhalen deelde ze al eerder met hem, maar hij betrapte zich erop dat hij deze keer moeite moest doen om “Goh, leuk joh” tegen haar te zeggen en lachte naar haar als een boer met kiespijn. Marloes merkte zijn terughoudendheid maar kon zijn reactie niet goed plaatsen. Hij grapte en lachte normaal gesproken altijd mee als zij hem haar liefdesavonturen vertelde. Maar deze keer was het anders.
Maar goed. Marloes fantaseerde verder.
“Hij zag er erg trendy uit, met van die mooie, dure schoenen. En leuke sokken met gekleurde dingetjes erop. Hij had een streepjesbroek aan. Een beetje een nette broek maar niet té. Hmmm… Wat een prettige man…” zei ze terwijl ze voor Harm koffie in schonk.
Toen ze met zijn volle beker de kamer in kwam lopen viel haar op dat hij er een beetje beteuterd bij zat. Zo kende zij hem niet. Deze blik was min of meer onbekend voor haar.
Op zijn beurt wist Harm niet goed wat er met hem gebeurde. Dit gevoel kende hij niet. Hoewel, heel lang geleden, toen hij op de basisschool zat. In de zesde klas, zoals dat toen nog heette. Hij was toen verliefd op Chantal, die drie straten verderop woonde. O wat was hij gek op haar. Ze waren toen 5 weken ‘op’ elkaar. Dat was voor de grote vakantie. Hij weet het nog goed. Chantal zou toen twee weken op vakantie gaan en hij vlak voor ze terug kwam ook een paar weken, waardoor ze elkaar lange tijd niet zouden zien. Achteraf bleek dat zij tijdens haar vakantie verliefd was geworden op een andere jongen. Jeetje, wat was hij daar ziek van. En op dat moment had hij zichzelf beloofd nooit meer verliefd te worden op een meisje, bang om weer een keer liefdesverdriet te moeten hebben. Verschrikkelijk vond hij dat. “Ik vind meisjes stom en ik ga nooit meer verliefd op ze worden” liet hij zijn moeder toen boos weten. Niet wetende dat het ruim veertig jaar zou duren voordat hij zichzelf de ruimte weer zou kunnen geven om dezelfde soort gevoelens toe te staan. En blijkbaar was dat nu wat hij voelde voor Marloes. Hij was een soort van verliefd aan het worden op haar. Dat had hij nooit verwacht. Hij was dan ook nog helemaal niet zo ver om dat aan Marloes te verellen. Hij wilde eerst… Tja wat wilde hij eigenlijk. Hij was gewoon even helemaal van de leg, door wat hij nu ervaarde. Zijn lichaam bibberde er even helemaal van. Heel kort, maar voor hem toch voelbaar.
“Jeetje Harm. Gaat het goed met je? Wat is er? Je ziet opeens bleek man en het zweet staat op je voorhoofd. Is er iets”.
Niet wetende hoe te reageren jokte hij dat hij die ochtend waarschijnlijk een koutje had gevat toen hij, natgeregend en zonder jas, terug kwam van zijn boodschappen. Marloes voelde dat zijn verhaal niet klopte, maar door de spanning die er nu opeens in haar huiskamer hing liet ze het maar even voor wat het was. Ze liet Harm op de bank gaan liggen en legde een deken over hem heen en hij liet haar voor hem zorgen. Hij was even helemaal de kluts kwijt, waardoor hij zelfs niet in staat was om ook maar een zinnig woord uit te brengen.
Hij deed z’n schoenen al uit en ging languit op de bank liggen en legde zijn bril op het kleine tafeltje naast de bank. Marloes wist niet zo goed wat ze moest doen of zeggeop dit moment. Zo kende zij Harm helemaal niet. Die rare manier van doen van hem was vreemd voor haar. Ze kon het niet goed plaatsen en allerlei gedachten spookten even door haar hoofd. Maar ze herpakte zichzelf snel. “Heeft geen zin. Ik vertrouw volledig op Harm. Als hij zover is dan deelt hij het wel met mij”. En zachtjes liep ze de kamer uit richting keuken, om soep te gaan maken. Dan kon Harm even rustig op de bank liggen, want het zag er naar uit dat dat het enige was waar hij op dit moment behoefte aan had.
Het zweet stond nog steeds op zijn voorhoofd. Wat gebeurde er toch met hem? Allerlei beelden spookte er door zijn hoofd toen hij zijn ogen dicht deed. Hij hoorde een vrolijk lachende Marloes. En een man. Die man van de Natuurvoedingswinkel waar ze over vertelde. In zijn gedachten bleek hij op een boot te wonen en had Marloes een date met hem. Bij hem. Op zijn boot. En zaten ze samen gezellig aan een wijntje en wat lekkers. Hij kreeg het nog warmer dan dat hij het al had. Marloes en die man. In één ruimte. En in zijn fantasie zag hij allemaal details van hoe die man er uit zag. Hij kreeg de kriebels van die man. Vond hem bij voorbaat gewoon stom. En de plek waar hij woonde ook. De houten vloer, het tafeltje waar hun biologische fles wijn op stond, het kleedje onder de tafel. “Afgrijselijk” oordeelde Harm haast hoorbaar hardop. Wat hij onder normale omstandigheden een geweldige en sfeervolle plek had gevonden, zo vond hij de plek die hij nu fantaseerde gewoonweg verschrikkelijk. En het gekke was dat hij Marloes helemaal niet duidelijk zag, alleen maar hoorde. Maar wel kon hij die man zien en hoe hij woonde. Nou ja, in zijn fantasie dan.
Na een uurtje maakte Marloes hem voorzichtig wakker. “Jeetje man, wat kan jij snurken” en terwijl hij wakker werd keek hij in het vriendelijke en mooie gezicht van Marloes. “Ik was trouwens nog niet klaar met mijn verhaal, voordat je op de bank ging liggen. Want weet je… Nou ja… Je gaat vast lachen Harm. Toen ik weer buiten kwam kon ik nog net zien dat hij zijn vriend een dikke kus gaf en ze samen met hun hond wegliepen. Hahaha”.
Dat laatste wat Marloes vertelde, daar werd hij even heel erg blij van. Hij merkte dat hij zelfs even opgelucht adem haalde. Maar één ding was hem duidelijk geworden. “Ik kan niet langer ontkennen dat ik Marloes meer dan alleen maar leuk vind”, bekende hij tegenover zichzelf. Eerst maar even aan het idee wennen en binnenkort met Marloes delen. Voordat ze een man tegenkomt die ze leuk vindt die wél beschikbaar voor haar is…
oen ze vanochtend wakker werd voelde Marloes het gelijk. “Ooow neeej he. Getver”. En voordat ze goed en wel rechtop naast haar bed stond plofte ze al weer terug op haar bed. Viel haast terug, zo lamlendig voelt ze zich vandaag. Slappe knikkende knieën, watten in haar hoofd en bonkende hoofdpijn. Haar armen voelen zwaar aan en alles doet pijn. “Getver. Griep. Pfff…” kan ze nog net uitbrengen met haar pijnlijke, schorre keel.
Gelukkig kan ze tegenwoordig goed toegeven aan de behoeften die haar lichaam haar aangeeft. Dat was vroeger wel anders. Dan bleef ze maar doorgaan, had soms wel drie keer per jaar griep en was regelmatig snotterig. Maar een jaar of 15 terug is ze begonnen met yoga en mediteren, gezonder gaan eten en meer bewegen. Dat was in een periode dat ze tegen een burn out aan zat, waar ze toen heel erg van schrok. Vanaf dat moment nam ze zich voor dat ze beter voor zichzelf zou zorgen. Veel beter. En zou luisteren naar de signalen die haar lichaam haar aangeeft.
Daarom kan zij zich er nu helemaal aan over geven, aan de griep. Ze stuurt Irene, haar moeder, een sms-je dat ze plat ligt, zodat ze in ieder geval de deur niet uit hoeft voor boodschappen. Daarnaast vindt Marloes het fijn als haar moeder even bij haar is, vooral als ze, zoals nu, ziek is. Marloes checkt nog even haar agenda, meldt zich per sms af bij degenen waar ze vandaag afspraken mee heeft en verhuist haar dekbed naar de bank in de kamer. De zon schijnt volop, dus haar plekje op de bank is nu lekker verwarmd. Ze pakt nog een extra dekentje en installeert zich op haar lievelingsplek. Met een pot thee, honing en een wc-rol voor haar drupneus binnen handbereik, zodat ze de bank niet meer af hoeft. Haar moeder heeft een eigen sleutel, dus die komt er straks zelf wel in.
Als Marloes onder haar dekbed op de bank haar draai heeft gevonden is ze blij dat ze weer ligt. Alsof ze een marathon heeft gelopen, zo moe is ze. Blijkbaar was ze even weggedommeld, want opeens zit haar moeder naast haar en haalt liefdevol de haren uit Marloes d’r gezicht en geeft een kus op haar voorhoofd. “Net als vroeger mam. Toen was je er ook altijd als ik ziek was. Dan kwam je altijd even bij me zitten als ik ziek op de bank lag”. Ze vindt het fijn dat haar moeder er is. Even alle aandacht voor haar. Niks hoeven doen. Alleen maar hoeven te liggen. Ze weet dat haar moeder niets van haar verwacht. Haar onvoorwaardelijk liefde geeft. Zonder woorden.
De liefdevolle strelingen van haar moeder over haar hoofd en rug maken Marloes slaperig. Haar ogen vallen dicht en binnen een paar tellen is ze in dromenland. Normaal is Marloes vrolijk gekleurd gekleed, zoals haar roze nachtjapon. Behalve als ze zich niet lekker voelt, zoals nu, trekt ze kleding aan die haar minder doen opvallen. Grijs. Of zwart. En wat grappig, dat ziet ze terug in haar droom. Ze ziet zichzelf precies zoals ze zich nu voelt: grijs en grauw, met haar geelgroene lokken, die haar vriendin afgelopen week heeft geverfd.
In haar droom is ze omgeven door witte, grijze en vrolijk gekleurde ballonen. Ze zijn met touwtjes aan haar hele lichaam bevestigd en doordat het er zoveel zijn hangt ze in de lucht en lijkt het alsof ze vliegt. Ze heeft uitzicht over weilanden en ziet onder zich allemaal rijen met paaltjes staan. Dat is het enige wat zij ziet. Geen mensen of dieren, geen bomen, geen prikkeldraad of schrikdraad die de paaltjes met elkaar verbinden. Alleen maar weilanden en rijen met paaltjes. Het zijn niet van die geschaafde paaltjes, maar meer een soort boomstammetjes. Ook niet allemaal even lang of dik. Eigenlijk precies wat bij Marloes past. Zij zou ook voor deze paaltjes gekozen kunnen hebben. En ook voor de manier zoals ze in de grond staan en rijen vormen. Geen lange, rechte rijen, maar allemaal speelse bochten. Marloes is nieuwsgierig waar ze haar heen leiden en volgt de rij waar ze nu boven vliegt. Ze hoeft er niets voor te doen. Niet te bewegen of iets te zien. Niks. Alles gaat vanzelf.
Marloes wordt wakker doordat haar moeder haar voorzichtig over haar wang streelt. Blijkbaar heeft ze koorts, ze is helemaal nat van het zweet. “Je lag zo wild te draaien dat ik je maar even wakker heb gemaakt”. Liefdevol helpt ze Marloes omhoog en wrijft het zweet van haar gezicht. “Jeetje mam. Ik had toch zo’n aparte droom. Er was alleen grasland met paaltjes. Ik hoefde niks te doen of te zeggen. Alles leek daar duidelijk”.
Haar droom wil haar iets zeggen weet ze. Zoals alle andere keren gaat ze ook nu, ondanks dat ze zich niet lekker voelt, bij zichzelf na wat deze droom haar duidelijk wil maken.
Het gaat over waar ze nu staat in haar leven. Hoe ze omgaat met zichzelf. Ze mocht er even boven vliegen, boven haar leven. “De rijen met paaltjes, wat zeggen die mij” denkt ze hardop. “Afbakening van het grasveld? Van je terrein?” oppert haar moeder. “Het gaat inderdaad over het aangeven van mijn grenzen. Dat ik daar nog duidelijker in mag zijn. Dat ik dat doe op een manier die bij mij past. Net zoals die paaltjes. Een ander had wellicht voor hoge, strakke muren gekozen. Of netjes geschaafde palen die allemaal even dik en hoog zijn. En rechte lijnen”. Beiden lachen en komen tot de conclusie dat dat niet past bij deze veelkleurige vrouw. Nee, zij kiest duidelijk haar eigen vorm. Bij alles dat ze doet, ze doet het op haar manier. En blijkbaar ‘moest’ ze daarom ziek zijn nu en dromen. Zodat ze dit cadeautje zichtbaar kreeg. Ze nu haar grenzen stelt, weer onderuit laat zakken onder haar dekbed en zich overgeeft aan de aandacht van haar moeder. Ze geeft toe aan de grenzen die haar lichaam haar aangeeft, de griep. Een weloverwogen keuze zoals alle uitdagingen die we ons hele leven krijgen voorgeschoteld. De verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven. Op een manier die voor jou past. Met ieder moment de mogelijkheid om opnieuw te kiezen . . .
ls kind zijnde fantaseerde Harm vaak dat hij vleugels had. Kon vliegen. En hij wist ook waarheen hij wilde vliegen. “Naar de regenboog” was eigenlijk de enige plek die hij kon verzinnen. Hij had zichzelf wijsgemaakt dat dat een plek was waar het altijd fijn was, iedereen lief en blij was en iedere dag de zon scheen.”Dat kan niet anders”, zo redeneerde hij, “want met al die kleurtjes was het altijd vrolijk”.
In zijn eigen, kleine wereldje was Harm best een blij en gelukkig kind. Zolang hij er maar op los fantaseerde en de tijd voor zijn spel nam om zich erin te verliezen op een manier die voor hem prettig was. Dan was het goed voor hem. Hij hield daarom van de vakanties, want dan was zijn vader overdag aan het werk en hoefde hij geen rekening met hem te houden. Want zijn vader had geen goede invloed op hem. Hij werd nerveus van die man. Wilde het liefst van hem weg. Ver weg. Misschien dat hij daarom altijd graag wilde dat hij vleugels had en kon vliegen? Grote kans dat dat de oorzaak was van het wegvluchten in zijn eigen wereld, een wereld waarin hij zich veilig voelde en zichzelf alle ruimte kon geven die hij nodig had.
Harm kwam al vroeg tot de ontdekking dat pijn en verdriet soms in het verlengde liggen van blije momenten. Hij vond dat een raar iets. Want als het dagen achter elkaar rustig was thuis en er geen onvertogen woord viel, had hij minder behoefte zich in zijn fantasiewereld terug te trekken. Terwijl als hij in zijn fantasiewereld zijn eigen spel speelde hij zich altijd ontspannen voelde. Niet bang was. Zich stoer voelde. De grootste praatjes had. En tijdens zijn spel kon hij ook de wereld aan en alles op een liefdevolle manier naar zijn hand zetten. Zijn ouders waren dan een gelukkig stel, zijn vader had respect voor zijn vrouw en alle aandacht voor zijn broer Henk en hem. Speelde soms zelfs met hen, fantaseerde hij, en hij kon hem dingen vragen en kreeg oprecht aandacht, wat in het normale leven onmogelijk bleek.
Harmbegreep de uitspraak “Als je een regenboog wilt, dan moet je tegen regen kunnen” van Dolly Parton wel. Het was hem duidelijk dat hij weinig anders kon dan rekening houden met de grillen van zijn vader. En, hoe gek en vervelend ook, juist door diezelfde buien kende hij blije en gelukkige momenten in zijn leven. Door de reizen die hij maakte als hij zijn vleugels om had. Zijn reisjes naar de regenboog.
Maar voor een regenboog heb je niet alleen zon nodig. Het moet dan wel eerst regenen. Zoals de buien van zijn vader . . .